In het midden van de dertiende eeuw heerste over Vlieland koningin Wanda, de
weduwe van Hessel van Wicholf. Haar woning, de Toren genoemd, was vervallen en
sedert lang een ruïne, allesbehalve een vorstelijk verblijf. Ze was een
eenzelvige figuur die teruggetrokken leefde samen met haar zoon Worp Hessels.
Toen de monniken het kanaal van Griend naar de Noordzee bijna voltooid hadden,
moesten ze nog door de westelijke duinen van Wanda's gebied graven. Syard
Sierdsma, de Abt van klooster Ludinga, beoogde hiermee een betere afwatering te
verkrijgen. Tevens een betere verbinding tussen het klooster en de "uithof" of
buitenklooster op Vlieland. Het werk stond onder leiding van de kloosterbroeder
Bouwe. Op een zekere dag gingen Bouwe, de abt en een Vlielander gids, genaamd
Rienk, poolshoogte nemen bij de duinen die nog doorgegraven moesten worden. Toen
ze bovenop een duintop staand luisterden naar de enthousiaste uitleg van Bouwe,
die het werk wel zag zitten, schudde Rienk het hoofd. Op de vraag van de abt
waarom hij dit zo deed, antwoordde Rienk dat er eens een voorspelling was
gedaan. Die luidde als volgt: wanneer een zoon uit het geslacht van Wicholf, de
Saksier, die vroeger nog de heerschappij over het gebied voerde, zijn broer
vermoorden zou, dan zou de haven verzanden, en als een tweede broedermoord in
het geslacht Wicholf zou plaatsvinden, dan zou de zee vrij of door Vlieland
stromen. Het eerste deel van de voorspelling was al werkelijkheid geworden.
Hengst en Horse, twee broers uit het geslacht Wicholf, waren naar Engeland
uitgevaren en hadden daar veroveringen gemaakt. Zij kregen echter een hevige
twist bij het verdelen van de buit. Daarbij sloeg Hengst zijn broer Horse dood.
De abt viel de sombere Rienk in de rede door te zeggen dat het eerste deel van
de voorspelling wel waar mocht zijn, maar dat het tweede gedeelte nooit
bewaarheid kon worden. Uiteindelijk had Wanda nog slechts een zoon, Worp
Hessels, over. Het vierde kind, de oudste, was als driejarig knaapje in de
winter op het ijs aan het spelen geweest en daarna had niemand hem ooit weer
terug gezien.
Toch zag Rienk de plannen van Bouwe nog niet zo zitten, te meer
omdat hij de koppigheid van Wanda zo goed kende. Toen de Abt antwoordde dat
Wanda echter wel zo wijs zou zijn om toe te geven, verscheen onverwachts op de
duinhelling een oude vrouw, groot en fors, door de zon en wind verweerd, met
grijze en lange door de wind golvende haren. Onder haar dichte wenkbrauwen
fonkelden twee toornige ogen.
Wanda beet de abt toe: "Neen, u komt hier
niet". Hoe de abt ook probeerde haar tot andere gedachten te brengen, het
gelukte niet. Zijn opmerking dat de Graaf van Holland hem toch maar vergunning
verleend had een kanaal te mogen graven door de duinen, deed haar ogen nog
feller fonkelen, terwijl ze zeer kwaad uitriep: "Niet de graaf van Holland, doch
mij behoren deze gronden toe!" Hierop keerde ze naar haar woning terug en
spoorde haar zoon aan de Vlielanders op te roepen om de indringers te verjagen.
Daar had hij echter geen oren naar. Toen trachtte Wanda haar zoon over te halen
de abt of kloosterbroeder Bouwe te vermoorden. Sinds het gesprek met zijn moeder
werd Worp Hessels met de dag stiller en men kon hem aanzien dat hij inwendig een
ernstige strijd voerde. Hij ging niet meer aan het werk en zat soms lang in
gedachten verzonken.
Op een zekere dag zag hij Bouwe met een stok in het rond
slaan om zich de meeuwen van het lijf te houden. Hierbij werd een vogel gedood.
Worp riep Bouwe tot de orde en bezwoer hem niet door te gaan met het schenden
van het terrein van Wanda. Deze waarschuwing liep uit op een woordenwisseling,
die zo hoog opliep dat Worp Bouwe met een mes neerstak. Hierna vluchtte hij, het
mes in de wond achterlatend.
Enige uren later kwamen de dienaren van de
Schout Worp halen en leidden hem voor de vierschaar. Door de abt, die het mes
had herkend, werd Worp beschuldigd van moord op broeder Bouwe. Worp ontkende
echter en beweerde dat hij de toren niet verlaten had. Hij wilde zijn moeder
echter voor hem laten getuigen. Wanda werd daarop voorgeleid, en toen zij
voorbij het lijk van broeder Bouwe schreed, boog zij zich over de dode. Hevig
geschrokken sprong zij weer overeind. Wat had zij op de ontblote borst van de
monnik gezien? Een schelpensnoer, zoals zij zelf eens gehangen had rond de hals
van haar sinds jaren vermiste oudste zoontje Runo. Op de vraag hoe het
schelpensnoer daar kwam, vertelde de abt haar dat de kloosterlingen van
Ludingakerke eens een klein jongetje van een ijsschots op de Middelzee hadden
gered en meegenomen naar het klooster. Daar was het kind opgegroeid tot man en
onder de naam Bouwe als broeder in de orde opgenomen.
Als een waanzinnige
begon Wanda te gillen: "Wee, wee mij! De vloek van Wicholfs huis is gekomen! De
profetie is vervuld!" En zich tot haar zoon Worp wendende vervolgde zij: "Worp,
gij hebt uw broeder Runo vermoord!"
Het rechtsgeding had verder geen
voortgang meer. Als boeteling ging Worp enkele maanden later het klooster in. En
toen de uitmonding van het kanaal gegraven was, en de eerste golven naar binnen
rolden, verdween Wanda met uitgestrekte armen als wilde zij het water alsnog
keren, in zee.
Wanneer in later jaren de stormwind loeide en de zee kookte,
dan meende men de hoge gestalte van Wanda nog weer op de toppen van de duinen te
zien.